|
Loop je met me mee als ik 's avonds over straat ga |
|
Kijk je ook omhoog in het oneindige heelal |
|
Ruik je net als ik het houtvuur in de tuinen |
|
En de vochtige bladeren nu de herfst zo vroeg valt |
|
Hoor je de wind die de schaduwen voort jaagt |
|
Wolken langs de maan huilt en bomen ontkleedt |
|
Hoor je erin ook herinneringen aan |
|
Al die kleine dingen van jou en mij |
|
Jou en mij, die je nooit meer vergeet |
|
Jij bent mijn lente, jij bent mijn zomer |
|
En als ik om kijk sta jij daar |
|
Maar lieve God kijk ons nou eens |
|
Wat valt de herfst vroeg dit jaar |
|
Loop je met me mee als ik 's avonds nog eens om ga |
|
Langs de huizen waar we woonden in der tijd |
|
Zie je net als ik de lichten daar nog branden |
|
Waren wij toen anderen en zijn wij die nu kwijt |
|
Hoor je de stemmen nog van onze kinderen |
|
Zij groeiden op ach je weet niet hoe gauw |
|
Maar wat ik mis in mijn herinneringen |
|
Aan al die prille dingen van jou en mij |
|
Mij en jou wanneer werden wij oud |
|
Jij bent mijn lente, jij bent mijn zomer |
|
En als ik om kijk sta jij daar |
|
Maar lieve god kijk ons nou eens |
|
Wat valt de herfst vroeg dit jaar |
|
Loop je met me mee als ik 's avonds weer op sta |
|
Kijk je vooruit in het oneindige heelal |
|
Neem je een hand vol vallende bladeren |
|
Zie je daarin de nieuwe aarde al |
|
Jij bent mijn lente, jij bent mijn zomer |
|
En als ik om kijk sta jij daar |
|
Maar lieve God kijk ons nou eens |
|
Wat valt de herfst vroeg dit jaar |
|
Maar lieve God kijk ons nou eens |
|
Wat is de herfst mooi dit jaar |