|
Ik was klein en ons tuintje was de wereld |
|
Een zandbak met een schutting eromheen |
|
Wat erachter was, dat mocht ik zelf verzinnen |
|
Een grote tuin vol bloemen en een zon die altijd scheen |
|
En dat bleef zo al ontdekte ik ook later |
|
Dat er niets was dan wat onkruid en wat puin |
|
Want de werkelijkheid had immers niets te maken |
|
Met die zelfbedachte echte bloementuin |
|
Van de wereld was die schutting wel het einde |
|
Van mijn eigen wereld was hij het begin |
|
En daar bleef ik in geloven |
|
Tegen beter weten in |
|
Op het lyceum zat ik jarenlang gevangen |
|
Als een vreemde vage vogel in de klas |
|
Van elk meisje kreeg ik wilde toekomstdromen |
|
Want na het eindexamen begon het leven pas |
|
En al liep ik later eenzaam vele blauwtjes |
|
Ergens op een koude kamer in de stad |
|
Ik wist zeker: morgen zou het echt beginnen |
|
Het grootse leven dat ik voor me had |
|
Want van vroeger was vandaag altijd het einde |
|
Van iets beters en iets nieuws steeds het begin |
|
En daar bleef ik in geloven |
|
Tegen beter weten in |
|
En zo kwam ik steeds aan weer een nieuwe schutting |
|
Met daarachter weer een ander paradijs |
|
En dan bleek dat steeds opnieuw een veld vol distels |
|
En zo werd ik langzaam ouder en heel erg langzaam wijs |
|
Maar al ben ik dan toch wat men noemt volwassen |
|
En schuttingen, daar kijk ik overheen |
|
Wanneer ze zeggen: eens wordt alles liefde |
|
En eens dan worden alle mensen een |
|
En er is geen einde aan het laatste einde |
|
Er is alleen een eeuwig nieuw begin |
|
Dan zal ik daar onmiddellijk in geloven |
|
Tegen beter weten in |
|
Er is geen einde aan het laatste einde |
|
Er is alleen een eeuwig nieuw begin |
|
Dan zal ik daar onmiddellijk in geloven |
|
Tegen beter weten in |