|
Ik heb u niets gevraagd |
|
Toen hij werd geboren |
|
Of toen hij zo ziek was |
|
Drie jaar oud, toen |
|
Heb ik niets gevraagd |
|
Want wie zou het horen? |
|
Mijn God, U had vast wel iets anders te doen |
|
En toen met die scooter |
|
Veertien jaar oud oh hoe |
|
Heb ik gevloekt |
|
God ik was kwaad |
|
Maar weet je, het doet er |
|
Later niet veel toe |
|
Als je hem zoekt |
|
Achttien jaar en verslaafd |
|
Kijk, dit is mijn zoon |
|
Dit is zijn foto |
|
Dezelfde als op het politiebureau |
|
Ik heb nooit iets gevraagd |
|
Laat staan gebeden |
|
In 't verleden |
|
Tot vandaag |
|
Breng hem thuis, breng hem thuis |
|
't blijft je kind, hoe 't ook zij |
|
Breng hem thuis, breng hem thuis |
|
Zijn leven is dat van mij |
|
Breng hem thuis |
|
Ik heb zoals U zegt |
|
Hem zelf op straat gezet |
|
Maar toen dacht ik nog echt |
|
Dat ie het op zichzelf wel red |
|
En ik wil niet dat hij uit een |
|
Gracht wordt opgedrecht en afgedaan |
|
Zeg hem dat zijn moeder wacht |
|
Neem mij, maar God laat hem gaan |
|
En breng hem thuis, breng hem thuis |
|
't blijft mijn zoon, hoe 't ook zij |
|
Breng hem thuis, breng hem thuis |
|
Zijn leven is dat van mij |
|
Breng hem thuis |