|
Nu ben ik hier alleen in 't jeugdig groen |
|
Waar is mijn lief, waar zal ik ze zoeken? |
|
Waar mag ze zijn die ik bemin? |
|
Waar mag ze zijn mijn tere vriendinne? |
|
Ik, ik hoor haar komen, ik hoor haar komen |
|
O, wat een verdriet |
|
Zij die daar komt, nee zij is het niet |
|
Zij die daar komt, nee zij is het niet |
|
Ik leg mij neer al onder enen boom |
|
Ik leg mij neer om wat te slapen |
|
Terwijl ik sliep had ik een droom |
|
Terwijl ik sliep om vreugd' te rapen |
|
O wat een verdriet, o wat een verdriet |
|
O wat een verdriet, zij is het niet |
|
Terwijl ik sliep kwam zij daar bij mij |
|
Terwijl ik sliep kwam zij daar spelen |
|
Och here toch, die haar behaagt |
|
En die komt mij nu bespeuren |
|
Zij komt daar spelen, zij komt daar spelen |
|
O wat een verdriet |
|
Zij die daar speelt nee zij is het niet |
|
zij die daar speelt nee zij is het niet |
|
Ik kuste haar op haren rode mond |
|
Ik kuste haar alsof ik beve |
|
Riep er ik: maak mijn hart gezond |
|
Dat ik in dit jong hart herleve |
|
Tere vriendinne, tere vriendinne |
|
O 't is door de min |
|
Trek mij tot u, o schoon engelin |