|
gisteren was ik nergens |
|
en vandaag weer hier |
|
in het midden van de dingen |
|
nu tel ik weer voor vier |
|
wat een vrouw |
|
wat een vrouw niet kan doen |
|
gisteren lag ik in diggels |
|
nu kan ik niet meer stuk |
|
ik kon nergens meer om lachen |
|
nu kan ik janken van geluk |
|
wat een vrouw |
|
wat een vrouw niet kan doen |
|
ze kan je laten zweven als jenever |
|
en laten vallen als een steen |
|
ze kan een man maken en breken |
|
ze kan het allemaal |
|
zoals een vrouw alleen |
|
gisteren was ik nergens |
|
en vandaag weer hier |
|
in het midden van de dingen |
|
nu tel ik weer tot vier |
|
wat een vrouw |
|
wat een vrouw niet kan doen |
|
ze kan je laten zweven als jenever |
|
en laten vallen als een steen |
|
ze kan een man maken en breken |
|
ze kan het allemaal zoals |
|
alleen een vrouw dat kan |
|
wat een vrouw |
|
wat een vrouw niet kan doen |
|
wat een vrouw |
|
wat een vrouw niet kan doen |
|
wat een vrouw niet kan doen |
|
wat een vrouw niet kan doen |