Song | Gelre 838, Wychaert |
Artist | Heidevolk |
Album | De Strijdlust Is Geboren |
Download | Image LRC TXT |
In't oude veld bij het Keulsche land | |
Daar waar den grote mispelboom stonde | |
Daar leefde het ondier, den Gelresche draak | |
Geen enkel man die hem aan konde | |
Er stond ene slot van de Heer Van Pont | |
Gezegend was hij met twee kloeke zonen | |
En den jongste, Wychaert zijn naam, | |
In stille verlooft met een Hamelandsch schone | |
Hoor den draak met luide geruchte in den donkere nachten | |
Daar Wychaert zijn groot zwaard zal heffen en den ondier zal slachten | |
Hoor den draak met luide geruchte in den donkere nachten | |
Daar Wychaert zijn groot zwaard zal heffen en den ondier zal slachten | |
Wychaert kwam aan bij het meiske d'r vader | |
De vader die zat in zijn grote troon | |
Hij zeit: Wychaert gij zult moed moeten tonen | |
Om te beminnen mijn dochter zo schoon | |
Zo sprong hij te paard, Wychaert ging nu heen | |
En gespte om, zijn groot sterk zwaard | |
Rijdend over den Gelresche velden | |
Moedig en onverschrokken van aard | |
Het dier lag al altijd onder den mispel | |
Zo stapte Wychaert moedig naar voren | |
Den draak brulde luidkeels: GELRE! GELRE! | |
Het was tot in weiden omtrek te horen | |
Met dank aan zijn dolk geërfd van zijn vader | |
Stak hij het met slechts één goede steek | |
Zieltogend lag het aan Wychaerts voeten | |
Alwaar het van zijn wonden bezweek | |
Het volk juichte luid en riepen hem na | |
"De doder van Gelre is den ware held" | |
Hij kreeg zijn kasteel en schatten zo veel | |
En Hamelands deerne, zo werd het verteld | |
Het kleine geveste kreeg tevens zijn naam | |
Den trotsche naam: GELRE! | |
Daar is het land van Gelre gesticht | |
Daar is ons Gelderland ontstaan |
In' t oude veld bij het Keulsche land | |
Daar waar den grote mispelboom stonde | |
Daar leefde het ondier, den Gelresche draak | |
Geen enkel man die hem aan konde | |
Er stond ene slot van de Heer Van Pont | |
Gezegend was hij met twee kloeke zonen | |
En den jongste, Wychaert zijn naam, | |
In stille verlooft met een Hamelandsch schone | |
Hoor den draak met luide geruchte in den donkere nachten | |
Daar Wychaert zijn groot zwaard zal heffen en den ondier zal slachten | |
Hoor den draak met luide geruchte in den donkere nachten | |
Daar Wychaert zijn groot zwaard zal heffen en den ondier zal slachten | |
Wychaert kwam aan bij het meiske d' r vader | |
De vader die zat in zijn grote troon | |
Hij zeit: Wychaert gij zult moed moeten tonen | |
Om te beminnen mijn dochter zo schoon | |
Zo sprong hij te paard, Wychaert ging nu heen | |
En gespte om, zijn groot sterk zwaard | |
Rijdend over den Gelresche velden | |
Moedig en onverschrokken van aard | |
Het dier lag al altijd onder den mispel | |
Zo stapte Wychaert moedig naar voren | |
Den draak brulde luidkeels: GELRE! GELRE! | |
Het was tot in weiden omtrek te horen | |
Met dank aan zijn dolk ge rfd van zijn vader | |
Stak hij het met slechts ee n goede steek | |
Zieltogend lag het aan Wychaerts voeten | |
Alwaar het van zijn wonden bezweek | |
Het volk juichte luid en riepen hem na | |
" De doder van Gelre is den ware held" | |
Hij kreeg zijn kasteel en schatten zo veel | |
En Hamelands deerne, zo werd het verteld | |
Het kleine geveste kreeg tevens zijn naam | |
Den trotsche naam: GELRE! | |
Daar is het land van Gelre gesticht | |
Daar is ons Gelderland ontstaan |
In' t oude veld bij het Keulsche land | |
Daar waar den grote mispelboom stonde | |
Daar leefde het ondier, den Gelresche draak | |
Geen enkel man die hem aan konde | |
Er stond ene slot van de Heer Van Pont | |
Gezegend was hij met twee kloeke zonen | |
En den jongste, Wychaert zijn naam, | |
In stille verlooft met een Hamelandsch schone | |
Hoor den draak met luide geruchte in den donkere nachten | |
Daar Wychaert zijn groot zwaard zal heffen en den ondier zal slachten | |
Hoor den draak met luide geruchte in den donkere nachten | |
Daar Wychaert zijn groot zwaard zal heffen en den ondier zal slachten | |
Wychaert kwam aan bij het meiske d' r vader | |
De vader die zat in zijn grote troon | |
Hij zeit: Wychaert gij zult moed moeten tonen | |
Om te beminnen mijn dochter zo schoon | |
Zo sprong hij te paard, Wychaert ging nu heen | |
En gespte om, zijn groot sterk zwaard | |
Rijdend over den Gelresche velden | |
Moedig en onverschrokken van aard | |
Het dier lag al altijd onder den mispel | |
Zo stapte Wychaert moedig naar voren | |
Den draak brulde luidkeels: GELRE! GELRE! | |
Het was tot in weiden omtrek te horen | |
Met dank aan zijn dolk ge rfd van zijn vader | |
Stak hij het met slechts éé n goede steek | |
Zieltogend lag het aan Wychaerts voeten | |
Alwaar het van zijn wonden bezweek | |
Het volk juichte luid en riepen hem na | |
" De doder van Gelre is den ware held" | |
Hij kreeg zijn kasteel en schatten zo veel | |
En Hamelands deerne, zo werd het verteld | |
Het kleine geveste kreeg tevens zijn naam | |
Den trotsche naam: GELRE! | |
Daar is het land van Gelre gesticht | |
Daar is ons Gelderland ontstaan |