|
Joerie was een zondagskind |
|
Hij reisde sneller dan de wind |
|
Van op de aarde, voorbij de maan |
|
Alles kon die jongen aan |
|
Ik sta hier voor de hemelpoort |
|
Nergens is een god te zien |
|
Volgens mij bestaat hij niet |
|
De winter komt naar Siberia |
|
Binnen staat de wodka klaar |
|
Moeder naait een berenmuts |
|
De winter komt |
|
Meer is er niet |
|
Jaren later vlieg ik over |
|
De toendra van mijn vaderland |
|
En de fles staat aan mijn zij |
|
Die neem ik tot het einde mee |
|
Ik zeg de geheimen van het heelal |
|
De zwarte gaten van het geluk |
|
En ik weet nu dat het bestaat |
|
Onze leider zei doe niet zo dom |
|
En vertel het de wereld nooit |
|
Beneden staat de wodka koud |
|
De winter komt |
|
Meer is er niet |